EXERCISE 10: opposites
OPPOSITES-TEGENSTELLINGEN
Give the opposite:
example: ingang - uitgang
1. bijzonder 21. goedkoop
2. lelijk 22. dames
3. ouders 23. boven
4. ontdooien 24. dag
5. dicht 25. laat
6. ouderwets 26. openbaar
7. slordig 27. nieuw
8. oneven 28. hard
9. verkopen 29. blij
10. meisje 30. lekker
11. verliezen 31. donker
12. dun 32. morgen
13. kort 33. komen
14. blussen 34. half
15. interessant 35. dichtbij
16. zwak 36. hier
17. afwezig 37. zwart
18. voor 38. liefde
19. vroeg 39. oud
20. oom 40. herfst
ANTWOORDEN
0 smart remarks:
Post a Comment