DUTCH LANGUAGE: prepositions
Prepositions (voorzetsels) - links nouns, pronouns and phrases to other words in a sentence
aan - on, at, in
aan tafel - at the table
rijk aan - rich in, abundant in
aan de muur - on the wall
aan het plafond - on the ceiling
aan zee - at the seaside
aan de linkerkant - on the left-hand side
achter - behind, after, at the rear of, back of, beyond, down
achter het huis - behind the house
schrijf M.D. achter je naam - write M.D. after your name
afgezien van - apart from, except for
afgezien daarvan - apart from that
afgezien van mijn zus - apart from my sister
aldus/volgens - according to
aldus de president - according to the president
als - as
als kind - as a child
behalve - except (for)
behalve in de zomer - except in the summer
behalve mijn moeder - except (for) my mother
bij - by, near, at
vlak bij het huis - near the huis
bij het ontbijt - at breakfast
bij honderden - by the hundreds
binnen - within in(inside)
binnen het huis - inside the house
binnen een week - within a week
boven - above, over
hij is boven de 50 - he is over fifty
je vliegt boven Hongkong - you fly over Hongkong
buiten - out of, beyond
buiten gevaar - out of danger
buiten my competentie - beyond my competence
dank zij - thanks to
dank zij jou - thanks to you
door - through, by, during
door de week - during the week
door heel Nederland - throughout Holland
het is door haar geschreven - it was written by her
in - in, into, inside, at
in de kast - inside, in the cabinet
in het weekend - at the weekend
vertaal dit in het Frans - translate this into French
langs - along, past, via
langs het kanaal - along the canal
ik reed langs jouw huis - I drove past your house
langs een andere route - via another route
met - with, by, in, to, at,
met de post - by mail
met ons - with us
met dit weer - in this weather
met potlood schrijven - to write in pencil
met Pasen - at Easter
na - after, next to, following, next
na het avondeten - after dinner
de een na de ander - one after another
na het schoolfeest - after the school party
naar - to (places)
naar bed - to bed
naar school - to school
naar Londen vertrekken - to leave for Londen
naast - next to, beside
hij woont naast mij - he lives next to me
naast de kast - beside the cabinet
namens - on behalf of
ik spreek namens alle leiden
I speak on behalf of all members
om-around, for
om de hoek - around the corner
om tien uur - at ten o'clock
de tijd is om - the time is up
om de twee weken - every two weeks
ondanks - inspite of
ondanks het weer - in spite of the weather
onder - under
onder de 50 minuten - under 50 minutes
onder mijn voorganger - under my predecessor
onder de tafel - under the table
op - on, at, in, on, upwards, by
op de kast - on the cabinet
voor - for, at, before, previous to, ahead, prior to
voor 9 uur - before 9 o'clock
voor mij - for me
sinds - ever since, since
sinds 1996 - since 1996
tussen - among, amongst, between
tussen ons - between us
tijdens/gedurende - during
gedurende het week - during the week
van - of, at, by, for, in, off, on, out of
van mij - from me
vanwege - because of, on account of, by reason of, due to, for, in respect of
vanwege de regen - because of the rain
vanaf - from, ever since, since, off
vanaf 10 uur - from 10 o'clock
Note:
Sometimes you are not dealing with a preposition but a separable verb. Then the verb consists of two parts:
aankomen - arrive
Ze komen net aan. - They just arrive.
opbellen - called up
We bellen je morgen op. - We call you up tomorrow.
aan and op in these sentences are not prepositions but they are the verbs (separable verbs)!
EXERCISE 11
0 smart remarks:
Post a Comment