DUTCH GRAMMAR: Interrogative Words (Part 2) Answers
De uitleg van de VRAAGWOORDEN
De Oefeningen van de Vraagwoorden
Antwoorden:
I.
1. f 5. e
2. h 6. c
3. a 7. d
4. b 8. g
II.
1. hoeveel 6. hoeveel
2. hoe 7. hoe
3. hoe 8. hoe
4. hoeveel 9. hoeveel
5. hoe 10. hoeveel
III.
1. Welke 6. Welk
2. Welke 7. Welke
3. Welke 8. Welk
4. Welke 9. Welke
5. Welke 10. Welke
IV.
1. Welke 6. Wie
2. Wat 7. Welke
3. Welke 8. Wie
4. Wat 9. Welk
5. Welke 10. Wie
V.
1. g 6. b
2. d 7. i
3. e 8. c
4. h 9. f
5. c 10. a/d
VI.
(voorbeeldantwoorden)
1. Als ik hoofdpijn heb. 6. Als ik moe ben.
2. Als ik griep heb. 7. Als de bel gaat.
3. Omdat ik geen geld heb. 8. Omdat ik me verveel.
4. Als ik weer geld heb. 9. Omdat ik niet van honden houd.
5. Als het warm is. 10. Omdat we nog les hebben.
VII.
(voorbeeldantwoorden)
1. Lachfilms 6. Popmuziek
2. Nederlands en Frans 7. Een cavia
3. Eten uit mijn land 8. Een roman
4. Boeken over geschiedenis 9. Aan opscheppers
5. Chinese thee 10. Met aardige mensen
0 smart remarks:
Post a Comment